Over diabetes medicatie
Diabetes mellitus (suikerziekte)
Diabetes mellitus is ook wel bekend onder de naam suikerziekte. Ongeveer 600.000 mensen in Nederland lijden aan deze ziekte.
Suiker (glucose) is een belangrijke bron van energie voor het lichaam. Een teveel aan glucose wordt in het lichaam opgeslagen als glycogeen, wat bij een tekort aan glucose wordt afgebroken. De hoeveelheid suiker in het bloed (bloedsuikergehalte) is dan weer stabiel. Het hormoon insuline helpt bij het opslaan van een teveel aan glucose. Ook zijn er remmende hormonen die insuline juist tegenwerken.
De regulatie van het bloedsuikergehalte kan op twee manieren verstoord raken, waardoor er ook twee typen diabetes zijn.
- Type I: Het lichaam maakt nauwelijks insuline aan. Dit wordt verholpen door toediening van insuline. Deze vorm van diabetes begint vaak op jonge leeftijd.
- Type II: Het lichaam is ongevoelig geworden voor insuline, waardoor er meer insuline nodig is om het gewenste effect te bereiken. Er ontstaat een tekort, als gevolg hiervan verhoogt het bloedsuikergehalte. Deze vorm ontstaat meestal na het veertigste levensjaar.
Diabetes leidt tot een verhoogde kans op aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, gezichtsstoornissen, blindheid, nierziekten en gevoeligheid en/of pijn in de ledematen. Om deze complicaties op korte en lange termijn te voorkomen, worden geneesmiddelen voorgeschreven.
Als gevolg van diabetes of diabetesmedicatie kan de bloedsuikerspiegel dalen of stijgen. Als de bloedsuikerspiegel te laag is, wordt dit hypoglykemie of hypo genoemd. Je concentratievermogen neemt af en je kunt last krijgen van hoofdpijn, vermoeidheid, duizeligheid en hartkloppingen. Als het suikergehalte in het bloed te hoog is, spreekt men van hyperglykemie of hyper. Hierbij horen klachten als dorst, veel plassen, moeheid, jeuk of infecties.
Diabetesmedicatie
Geneesmiddelen bij diabetes worden ingedeeld in drie verschillende groepen: insulinen, orale bloedglucoseverlagende middelen en overige bloedglucoseverlagende middelen.
- Insulinen
Insuline bevordert de opslag van glucose in de vorm van glycogeen. Cellen kunnen meer glucose opnemen. Hierdoor daalt de bloedsuikerspiegel tot een normale waarde. Insuline wordt altijd per injectie toegediend. Bij type I diabetes wordt alleen insuline gebruikt en geen andere middelen. Als bijwerking kan een sterke daling van de bloedsuikerspiegel voorkomen. Klachten hierbij zijn trillen, duizeligheid, zweten, concentratiestoornissen, hartkloppingen en wazig zien.
– Voorbeelden: insuline aspart (Novorapid® en Novomix®), insuline (Insulatard® en Mixtard®) en insuline glargine (Lantus®). - Orale bloedglucoseverlagende middelen
Orale bloedglucoseverlagende middelen worden opgesplitst in de groepen sulfonylureumderivaten en biguaniden. Sulfonylureumderivaten
Sulfonylureumderivaten worden toegepast bij mensen met diabetes type II. Het zijn middelen die de afgifte van insuline stimuleren. Bijwerkingen: te lage bloedsuikerspiegel, maag-darmstoornissen, allergische huidreacties en overgevoeligheid voor alcohol.
– Voorbeelden: tolbutamide (Rastinon®), glibenclamide (Daonil® en Euglucon®) en gliclazide (Diamicron®).Biguaniden
Biguaniden worden toegepast bij mensen met diabetes type II met overgewicht. Ze maken de beschikbare insuline beter werkzaam door meer insulinereceptoren vrij te maken en overbodige aanmaak van glucose te verminderen. Bijwerkingen: verminderde eetlust en maag-darmklachten.
– Voorbeeld: metformine (Glucophage®).Thiazolidinedionen
Thiazolidinedionen bevorderen de werking van insuline op een nog onbekende manier [4]. Het duurt zes tot acht weken voordat deze middelen goed werken. Bijwerkingen: gewichtstoename en vochtophoping.
– Voorbeelden: pioglitazon (Actos®) en rosiglitazon (Avandia®). - Overige bloedglucoseverlagende middelen
Overige bloedglucoseverlagende middelen hebben net als eerdergenoemde groepen een bloeddrukverlagend effect. Hiertoe behoren repaglinide (Novonorm®), acarbose (Glucobay®) en sitagliptine (Januvia®).